Vrienden eet je niet

Woensdag 10 april

Vrienden eet je niet

Het is Goede Vrijdag en we doen inkopen voor het paasontbijt. Paasstol, crackers, broodjes liggen in de boodschappenkar naast paasprullaria zoals een inkleur-tafelkleed, verfmolentje en voldoende eieren voor het verven, verstoppen, zoeken, tikken en opeten. Ik ben helemaal in de paashaasstemming, maar mijn kleine krullenbol van 4 zingt vrolijk uit volle borst; Zie ginds komt de stoomboot.

Zo, jullie zijn er op tijd bij, merkt een vriendelijk vrouw op. Nou, we zijn eigenlijk nooit opgehouden. Sinterklaas leeft het hele jaar, dus ook met Pasen.

Bij het opruimen van de boodschappen vraagt mijn kleine man; Mama, als het paard van Sinterklaas dood gaat, eet hij hem dan ook op?

Het is altijd even schakelen met dit soort vragen en zoeken naar een plausibele leugen waar jezelf ook in gelooft.

Je hebt staldieren zoals onze koeien en huisdieren zoals onze honden. Die geven we een naam en we knuffelen ermee. Zo worden het echte vrienden. Ik denk dat het paard van Sinterklaas ook een echte vriend is. Vrienden eet je niet, vrienden begraaf je.

Voor het plaatje bij het praatje, pakken we het grote prentenboek van de beste man erbij en slaan de bladzijde open waarop zijn huis en tuin zijn afgebeeld. Kijk, Sinterklaas heeft een hele grote tuin, genoeg ruimte om een paard te begraven.

Nu acht jaar later is onze zoon zijn krullen kwijt, de heilige Sint Nicolaas is door de mand gevallen en de tijd van leuk liegen en bedriegen is voorbij. Nu krijgen we andere vragen.

Mam, welke os gaat er als eerst naar de slager? Dat zal Beertje zijn. Die is nu het grootst. Het werd stil, heel lang stil. Ik ga Beertje niet eten, zegt hij stellig.

Het duurt even voordat ik begrijp wat het verschil is met alle andere koeien. Ineens wist ik het. Dit osje is geboren in coronatijd. De tijd waarin één groep kinderen in Nederland de tijd van hun leven had, boerderijkinderen.

Eerst huiswerk maken, klein beetje keiharde kinderarbeid en voor de rest alle tijd en ruimte om te spelen en aan te klooien. Onze zoon werd benoemd tot Chef kalfjes. Dus er werd volop geknuffeld en er ontstond een hechte vriendschap. Beertje heette Beertje omdat hij zo zacht en wollig was. Beertje was in die tijd onopgemerkt overgelopen van stal- naar huisdier.

Hoe pakken we dit nu aan, dacht ik. Hier moet ik even op broeden. Dit is een hele duidelijke grens en die wil ik respecteren. En zoals boerinnen dat doen, trok ik me even terug in de stal. De plek waar, puzzelstukjes in elkaar vallen en ideeën komen aanwaaien.

We gaan het zo doen. De onderste lade van de diepvries wordt van jou. Daar stop ik alle restjes vlees in die we nog hebben. Jouw stukje vlees bak ik apart.

Zo zaten wij dit paasweekend aan een biefstuk van de haas, niet van de haas maar van de haas van de koe. Als je begrijpt wat ik bedoel. En één stukje had een satéprikker, want vrienden eet je niet.

Annemiek